Op 23 maart
eerste maandag van de lente
is
op de hoek van de belgielei
tegenover
het monument ter herdenking van de slachtoffers van de holocaust
iemand in een hoge kraan geklommen
in de hoop zijn vraag tot regularisatie kracht bij te zetten
zoniet
zo roept hij
spring ik naar beneden

het is als met mijn dochter
zegt de man die naast ons staat
ik ben haar baas
en zij is baas over haar poppen
ze moet duidelijk weten waar de grens ligt
(daarmee verwijst hij denk ik
naar het uitblijven van de rondzendbrief)

op 7 augustus 1974
spant philippe petit
ongevraagd
een staalkabel tussen de twin towers
waar hij tergend langzaam overheenloopt
gevraagd naar wie mijn held was zei ik
hij

dagen al lees ik volgende tekst opnieuw
en denk aan hongerstakers en kranenklimmers

Ooit waren er oorlogen waarin dappere daden van de kant van de vijand herkend, erkend en herinnerd werden. Dat hoofdstuk in de geschiedenis lijkt gesloten. In de tegenwoordige oorlogen wordt niet geaccepteerd, zelfs niet in principe, dat er helden onder de vijand kunnen zijn. Plegers van zelfmoordaanslagen in het Israëlisch-Palestijnse conflict of in het bezette Irak staan in het Westen lager in aanzien dan gewone guerrillastrijders: waar van de guerrillastrijder tenminste nog kan worden gezegd dat hij een soort martiale krachtmeting aangaat, vecht de pleger van een zelfmoordaanslag- als al gezegd kan worden dat hij vecht- op een smerige manier.
Je zou voor iedereen die de dood boven schande verkiest een zeker respect willen bewaren, maar in het geval van islamitische plegers van zelfmoordaanslagen valt dat respect niet makkelijk op te brengen als je ziet met hoevelen ze zijn, en (via een logische stap die lelijk kan uitpakken) hoe weinig waarde ze daarom kennelijk aan het leven hechten. In zo’n dilemma kan het misschien helpen als je zelfmoordaanslagen als een wat wanhopige reactie beschouwt op de Amerikaanse (en Israëlische) vorderingen op het gebied van de militaire technologie, die de capaciteiten van hun tegenstanders ver te boven gaan. In de Verenigde Staten zijn bedrijven momenteel bezig om in opdracht van Defensie het slagveld van een vorstelijke toekomst in het leven te roepen waar Amerikaanse manschappen niet langer lijfelijk aanwezig hoeven te zijn, waar dood en verderf onder de (menselijke) vijand kan worden gezaaid door robotsoldaten die elektronisch worden aangestuurd door technici op een slagschip honderd kilometer uit de buurt of zelfs in een controlekamer in het Pentagon. Hoe kun je tegenover zo’n vijand anders je eer redden dan door op een wanhopige en extravagante manier je leven te vergooien?

(J.M.Coetzee, Dagboek van een slecht jaar)



On 23 March
The first Monday of spring
On the corner of the Belgielei
Across
The monument in commemoration of the holocaust victims
Someone has climbed a high crane
Hoping to enforce his request of regularisation
If not
He shouts
I’ll jump down

It’s like my daughter
The man next to us says
I’m her boss
And she’s her dolls’ boss
She must know the bounds
(he’s referring to the delay of the circular letter
I think)

On 7 August 1974
Philippe Petit
Stretches a steel cable between the twin towers
Which he walks over exasperatingly slow
Asked after my hero
I would say
Him

For days I’ve been rereading the following text
thinking of hunger strikers and crane climbers

Once upon a time there were wars in which brave deeds on the part of one's foes were recognized, acknowledged, and remembered. That chapter in history seems to have closed. In today's wars there is no acceptance, even in principle, that the enemy can have heroes. Suicide bombers in the Israeli-Palestinian conflict or in occupied Iraq are looked upon in the West as lower than plain guerrilla fighters: whereas the guerrilla fighter may at least be said to offer some kind of martial contest, the suicide bomber fights- if he can be said to fight at all- dirty.
One would like to retain some respect for any person who chooses death over dishonour, but in the case of Islamist suicide bombers respect does not come easily when one sees how many of them there are, and therefore (by a logical step that may be badly flawed) how cheaply they must value life. In such a quandary, it may help to think of suicide bombings as a response, of a somewhat despairing nature, against American (and Israeli) achievements in military technology far beyond the capacities of their opponents. Defence contractors in the United States are at this moment working to bring into being a battlefield of the imperial future in which American personnel need no longer be physically present, in which death and destruction will be dealt out to the (human) enemy by robot soldiers guided electronically by technicians sitting in a battleship a hundred miles away or indeed in an operations room in the Pentagon. In the face of such an adversary, how can one save one's honour except by desperately and extravagantly throwing away one's life?

(J.M.Coetzee, Diary of a Bad Year)



Op 23 maart
eerste maandag van de lente
is
op de hoek van de belgielei
tegenover
het monument ter herdenking van de slachtoffers van de holocaust
iemand in een hoge kraan geklommen
in de hoop zijn vraag tot regularisatie kracht bij te zetten
zoniet
zo roept hij
spring ik naar beneden

het is als met mijn dochter
zegt de man die naast ons staat
ik ben haar baas
en zij is baas over haar poppen
ze moet duidelijk weten waar de grens ligt
(daarmee verwijst hij denk ik
naar het uitblijven van de rondzendbrief)

op 7 augustus 1974
spant philippe petit
ongevraagd
een staalkabel tussen de twin towers
waar hij tergend langzaam overheenloopt
gevraagd naar wie mijn held was zei ik
hij

dagen al lees ik volgende tekst opnieuw
en denk aan hongerstakers en kranenklimmers

Ooit waren er oorlogen waarin dappere daden van de kant van de vijand herkend, erkend en herinnerd werden. Dat hoofdstuk in de geschiedenis lijkt gesloten. In de tegenwoordige oorlogen wordt niet geaccepteerd, zelfs niet in principe, dat er helden onder de vijand kunnen zijn. Plegers van zelfmoordaanslagen in het Israëlisch-Palestijnse conflict of in het bezette Irak staan in het Westen lager in aanzien dan gewone guerrillastrijders: waar van de guerrillastrijder tenminste nog kan worden gezegd dat hij een soort martiale krachtmeting aangaat, vecht de pleger van een zelfmoordaanslag- als al gezegd kan worden dat hij vecht- op een smerige manier.
Je zou voor iedereen die de dood boven schande verkiest een zeker respect willen bewaren, maar in het geval van islamitische plegers van zelfmoordaanslagen valt dat respect niet makkelijk op te brengen als je ziet met hoevelen ze zijn, en (via een logische stap die lelijk kan uitpakken) hoe weinig waarde ze daarom kennelijk aan het leven hechten. In zo’n dilemma kan het misschien helpen als je zelfmoordaanslagen als een wat wanhopige reactie beschouwt op de Amerikaanse (en Israëlische) vorderingen op het gebied van de militaire technologie, die de capaciteiten van hun tegenstanders ver te boven gaan. In de Verenigde Staten zijn bedrijven momenteel bezig om in opdracht van Defensie het slagveld van een vorstelijke toekomst in het leven te roepen waar Amerikaanse manschappen niet langer lijfelijk aanwezig hoeven te zijn, waar dood en verderf onder de (menselijke) vijand kan worden gezaaid door robotsoldaten die elektronisch worden aangestuurd door technici op een slagschip honderd kilometer uit de buurt of zelfs in een controlekamer in het Pentagon. Hoe kun je tegenover zo’n vijand anders je eer redden dan door op een wanhopige en extravagante manier je leven te vergooien?

(J.M.Coetzee, Dagboek van een slecht jaar)